LEIDSE BEROEPEN
(Bronnen: De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie: II. [De nieuwe tijd], N.W. Posthumus; De kadans van de getouwen: Heren en knechten in de Nederlandse textiel, Adriaan Buter; Goed garen: termen en begrippen van de textielnijverheid uit heden en verleden, Els de Baan; Leids Woordenboek door Dick Wortel Stof uit het Leidse verleden, J.K.S. Moes, B.M.A. de Vries (red); Van Grondstof tot Gebruikstextiel Lezing door Marijke Traast-Bos) |
PRODUKTEN EN NERINGEN
Beroepen genoemd naar het produkt, bijvoorbeeld passementwerker, lintrederProdukt | Nering | Beschrijving |
Baai | Baainering | Grof wollen weefsel, aan laken verwant |
Boezel | Fusteinnering | Soort van wollen stof, waarvan voornamelijk boezelaars (voorschoten, schorten) gemaakt worden |
Bombazijn | Fusteinnering | Mengweefsel, dikwijls bestaande uit ketting van linnen en inslag van katoen, dat veel gebruikt werd voor voering, werkmansondergoed enz. |
Bourat (Borat) | Greinnering | Weefsel van zijde en wol, werd voor allerlei kledingstukken gebruikt, vooral voor kousen, maar ook voor mantels |
Deken | Baainering | Een van grove wol gemaakte, sterk geruwde, niet geschoren stof |
Drieschachten | Greinnering, Fusteinnering | Stof bestemd voor mantels van mannen voor kerkgang en begrafenis (ook: Barkannen) |
Fustein | Fusteinnering | Een gekeperde stof waarvan de ketting meestal grotendeels uit ongetwijnd linnen bestond en de inslag uit fijne kamwol |
Gordijn | In: Gordijnwerker | |
Grein | Greinnering | Sterke stof, oorspronkelijk geweven uit geite- of kameelhaar en later ook uit wol en zijde |
Karsaaien | Lakennering | Korte wolsoort, dikker dan laken |
Laken | Lakennering | Effen stof van fijne Engelse kamwol, vooral gebruikt voor bovenkleding en uniformen |
Lint | Vrije nering | |
Passement | Vrije nering | Verzamelnaam voor allerlei band- en koordachtige versieringen, gebruikt als garnering of afwerking van kleding of meubilair |
Polemiet | Bonte geweven stof of kleedingstuk, daarvan gemaakt | |
Ras | Rasnering | Een kamwollen, meestal gekeperde stof, met een getwijnde ketting en inslag |
Rokjes | In: rokjeswever | |
Saai (sajet) | Saainering | Stoffen, gemaakt van grove kamwol, die minder lang gevold worden dan lakense stoffen |
Warp | Warpnering | Weefsel van wol en linnen |
SPECIALIST
Beroepen genoemd naar het proces, bijvoorbeeld blauwververBeroep | Beschrijving |
Baaierd | |
Blauwverver | Blauwverven: het blauw kleuren van weefsel, ook van stukken die in allerlei tonen van paars, purper of violet moesten worden gekleurd, met kleurstoffen die door gisting moesten worden omgezet |
Droogscheerder | Droogscheren: egaliseren van een weefsel door de uit de stof stekende vezeleinden te verwijderen, met een speciale droogscheerdersschaar. (Zie de tekening, met dank aan Jan Luyken en Geneaknowhow.net) |
Fraamwerker | Werker aan weeftoestel, bestemd voor het vervaardigen van kousen (kousenweeftoestel) |
Kaardemaker | Hij was de vervaardiger van de kaardeplanken, door het vastzetten en inbinden van de zaaddozen van de kaardedistel op een houten frame konden de schubben van de distel gebruikt worden voor het uittrekken van wolvezels |
Kaarder | Zie: wolkaarder |
Kamster | Zij legde door het kammen door de wol de lange wolvezels naast elkaar |
Klandermeester | Kalanderen: een weefsel met kracht samendrukken zodat het een geslotener karakter krijgt |
Lijndraaier | Iemand die zijn beroep maakt van het draaien van touw, touwslager, touwfabrikant |
Perser | Lakenperser |
Schrobbelaar | Schrobbelen: vóórkaarden |
Spinster | Spinnen: maken van garen door het in elkaar draaien van vezels |
Twijnder | Twijnen: het twee of meer vezels (draden van zijde, garen e.d.) stevig ineendraaien tot één draad |
Uutreder | Hij die de lakens vouwt, perst en verpakt |
Vellenploter, velleploter, velleblooter, vachteploter | Ploten: schapehuiden van de wol ontdoen door de huid in te smeren met zuur, te laten rotten of met kalk te bewerken zodat de wol loslaat |
Voller | Vollen: bewerking van wollen stof, om het de nodige dichtheid te geven en van vetdelen te zuiveren |
Wardein | Stedelijk beambte belast met het keuren van waren |
Wever | Weven: werkzaamheid waarbij verschillende stellen draden of touwen tot een eenheid samengevoegd worden |
Witwerker | Maker van beschilderde naaldhouten meubels die alleen gespijkerd mochten worden; geen houtverbindingen en geen lijm, want dat was voorbehouden aan de schrijnwerkers |
Wolkaarder | Kaarden: ruwen en reinigen van de wolvezels |
ALGEMEEN
Beroep | Beschrijving |
Drapier | Ondernemers die ruwe wol inkochten, deze door thuiswerkende deelarbeiders allerlei bewerkingen lieten ondergaan en de stoffen na het vollen meestal ongeverfd aan een koopman doorverkocht |
Drapenier | Zie: drapier |
Gouverneur | Dagelijks bestuurder van een nering (voor de greinnering: directeur) |
Reder | Kapitaalkrachtige textielondernemer, doorgaans gespecialiseerd in de produktie van één stof |
Wardein | Stedelijk beambte belast met het keuren van waren |
Laatst gewijzigd 19 oktober 2016